03-09-2024 Gewasafrijping en oogst
Elk seizoen neemt Aviko proefrooimonsters van verschillende percelen en rassen verspreid over de EU4 (Nederland, Frankrijk, Duitsland en België) om een goed beeld te krijgen van de ontwikkelingen in opbrengst en kwaliteit van de aardappeloogst te monitoren. Gedurende de zomer slaan aardappelen droge stof op in de knol, terwijl het loof afrijpt en vergeelt. Dit jaar, mede door een nat voorjaar, zijn er grote verschillen zichtbaar in plantdata, opbrengsten en onderwatergewicht (OWG) in de verschillende teeltgebieden. Een goede timing van loofdoding en oogsten is cruciaal om de opbrengst en knolkwaliteit te optimaliseren. Maar wat houdt gewasrijpheid precies in? Hoe verandert de gewasontwikkeling en wat maakt dit jaar anders dan voorgaande jaren?
Perspectief van de verwerker
Vanuit het oogpunt van een verwerker hebben oogstklare aardappelen hun maat bereikt en beschikken ze over de gewenste textuur, smaak en bakeigenschappen. Aardappelrijpheid kan worden onderverdeeld in drie hoofdkenmerken: schilzetting, zetmeel-/suikerbalans en loofconditie. Deze kenmerken zijn met elkaar verbonden. Ook de groeiomstandigheden en de verschillende raskenmerken kunnen van invloed zijn op de rijptijd van het gewas.
Loofrijpheid
De meest betrouwbare indicator van aardappelrijpheid is de rijpheid van de plant. Aardappelen zijn doorgaans oogstklaar wanneer het loof begint te vergelen en af te sterven. Verschillende rassen kunnen echter in verschillend tempo afrijpen door factoren zoals daglengtegevoeligheid, stikstofbeschikbaarheid en sucrosegehalte.

Fysieke rijpheid
Oogstklare aardappelen hebben een stevige en dikke schil die niet gemakkelijk loslaat. De schil bestaat uit drie cellagen en naarmate deze rijpt, hechten de phellumlagen zich aan de onderliggende corticale cellen van het knolweefsel. Deze verbinding is cruciaal voor de oogst, omdat het schilbeschadiging voorkomt. Zo min mogelijk schilbeschadiging kan het risico op bacteriële infecties, ademhaling en waterverlies tijdens de bewaarperiode beperken. Schilzetting verbetert 2-3 weken na loofdoding. Late aanplant of zeer groen loof bij loofdoding kan de schilzetting vertragen.
Biochemische rijpheid
Tijdens het groeiseizoen zet de aardappelplant sucrose uit de bladeren om in zetmeel in de knol. Rijpheid wordt bereikt wanneer het zetmeelgehalte het hoogst is en de niveaus van sucrose, glucose en fructose het laagst zijn. Deze suikers kunnen ongewenste donkere kleuren veroorzaken in gefrituurde producten door de Maillard-reactie. Onrijpe aardappelen hebben een hoger suikergehalte, wat tijdens de bewaarperiode niet veranderd.
Oogstmanagement
Effectief oogstmanagement omvat het bepalen van het juiste moment om te beginnen met oogsten, het initiëren van het loofdodingsproces en het omgaan met het gewas daarna. Dit jaar hebben veel percelen minstens twee weken achterstand in ontwikkeling. En ook de stikstofbeschikbaarheid later in de groeicyclus kan vertraging van de gewasrijpheid veroorzaken.
Beslissen over loofdoding
Beslissen wanneer en hoe loofdoding toe te passen kan een uitdaging zijn na de groeiomstandigheden van het afgelopen seizoen. Het uitstellen van de oogst brengt het risico van slechte weersomstandigheden met zich mee. Monitor daarom de gewasontwikkeling, met name het onderwatergewicht (OWG) en de bakkleur, via veldmonsters. In late percelen is het van belang om het OWG te wegen voordat loofdoding wordt uitgevoerd. Extra tijd kan nodig zijn voor gewasontwikkeling vóór de loofdoding.
Na loofdoding
Huidvastheid (schilvastheid) verbetert naarmate het gewas in de grond rijpt. Geduld is daarom essentieel voor het verbeteren van de huidvastheid en hiermee het verhogen van de kwaliteit van de aardappelen. Als er noodgedwongen toch onder natte omstandigheden met slechte schilzetting wordt geoogst, zorg dan voor voldoende ventilatie om de knoloppervlakken te genezen en te drogen. Wondheling duurt langer als de knol onrijp is bij de oogst, wat van invloed is op het bewaarproces.
Conclusie
Overweeg of uw veld voldoende afgerijpt is en baseer deze beslissing op veldmonsters, besprekingen met uw buitendienst, plantdatum, stikstoftoepassingen en bodemtype. Succesvol oogstmanagement draait om het nauwkeurig bepalen van de rijpheid. Door de genoemde rijpheidsindicatoren nauwlettend te volgen en knollen zorgvuldig te behandelen, kunnen telers de aardappelopbrengst en -kwaliteit optimaliseren.